Het bloed en de weefselvloeistof van een dier (en dus mens) vormen het inwendig milieu. Het inwendig milieu van mens en dier moet altijd ongeveer hetzelfde blijven om alle chemische processen (met behulp van enzymen) in het lichaam optimaal te laten verlopen. Omstandigheden die constant (=hetzelfde) moeten blijven zijn onder andere: glucosegehalte van het bloed, de pH (zuurgraad), hoeveelheid opgeloste stoffen, het zuurstofgehalte.
Dieren met een constante lichaamstemperatuur (warmbloedigen als zoogdieren en vogels) houden ook hun temperatuur binnen zeer nauwe grenzen. Ze hebben dus altijd dezelfde temperatuur, behalve koorts bijvoorbeeld. Deze constante temperatuur is voor de werking van de duizenden enzymen in het lichaam.
De omstandigheden in het externe milieu wisselen voortdurend. (verschil in temperatuur, dag nacht aanwezigheid of gebrek aan voedsel, water.) Er moeten dus allerlei regelsystemen zijn om de omstandigheden in het interne milieu min of meer constant te houden. Om een vrij constant inwendig milieu te houden hebben we de hulp van hormonen, zintuigen en zintuigcellen.
Een voorbeeld zie je hierboven. Dit is de alvleesklier. In de alvleesklier zitten groepen van cellen (eilandjes van Langerhans) en die maken insuline en glucagon. Insuline en glucagon regelen de hoeveelheid suiker in je bloed.
Door de druk in het bloedvatenstelsel wordt vocht naar buiten geperst. In dat vocht zitten onder andere witte bloedcellen, voedingsstoffen en zuurstof. Dit vocht, wat zich dus tussen de cellen van de organen bevindt, wordt weefselvloeistof, of Lymfe, genoemd.
Als de cellen omgeven zijn met deze lymfe, kunnen ze heel gemakkelijk zuurstof en andere voedingsstoffen opnemen. Aan de andere kant produceren deze zelfde cellen ook kooldioxide en verschillende afvalstoffen. Dit wordt opgenomen door het weefselvocht en afgevoerd door het lymfevatenstelsel en door het bloedvatenstelsel.
Het inwendig milieu krijgt geen tekort aan verschillende stoffen omdat ze worden opgenomen uit het uitwendig milieu.
In het darmkanaal worden voedingsstoffen opgenomen in het bloed. In de nieren worden afvalstoffen uitgescheidden en in de urine gebracht. In de longen word zuurstof opgenomen en koolstofdioxide uit gescheidden. Glucose wordt omgezet (stofwisseling) en opgeslagen als glycogeen in spieren en lever. De lever scheid afvalstoffen uit in de gal die hij maakt. Vet word opgeslagen in het gele beenmerg van je pijpbeenderen en in je huid. Als je inwendig milieu deze stoffen weer nodig heeft kunnen deze opgeslagen stoffen weer in het inwendige milieu worden gebracht. Stel je bent te dik...dan ga je dus veel
zodat deze reservestoffen verbrand worden.